Schets van de geschiedenis van Congo voor 1885

De oude landkaarten vermeldden op het onbekende Afrika: "Hic Leones", "Dit is het rijk der leeuwen!".

Hebben we ons niet al te dikwijls een kinderachtig beeld gevormd van een dorp met strohutten, een tovenaar en een carnavalkoning, een beeld dat we verder zomaar overdroegen op gans zwart Afrika? Nochtans kennen wij de geschiedenis van Afrika tot de 9 eeuw voor Christus, wat nog niet zo lang geleden is, indien men bedenkt dat de aardbol al sinds miljoenen jaren bevolkt is.

In zijn Historia Naturalis vermeldde Plinius de Oudere "het land van de zwarte mannen", dat reeds bestond tijdens de Trojaanse Oorlog en een machtige en sterke landstreek was. Hij bedoelde hiermee het huidige Ethiopië. Hesiodios, Heredotos, Straboon en Diodorus Siculus schreven allen over de culturele en politieke invloed van de Negers in het noorden van Afrika, een streek van uitgestrekte en machtige koninkrijken.

Noord-Afrika droogde echter stilaan uit. De grote aangeslibde vlakten droogden op, de bomen in de bossen verschrompelden, verdwenen of werden bomen van steen en zagen er uit als woestijnstenen.

In deze noordervlakte kwamen de zwarte inboorlingen in contact met de blanken uit Europa en Azië en de Semieten uit het oosten. Er deden zich daar twee belangrijke verschijnselen voor:

Sommige van deze stammen zakten langs de Nijl af naar het zuiden en vestigden zich in de streek van de Grote Meren, de anderen daarentegen volgden de stroom noordwaarts en vormden, door versmelting met het blanke ras, een enige en merkwaardige cultuur: de Egyptische cultuur.

Bij deze Noord-Zuid-druk komt nog een Oost-West-druk waardoor de Soedan- en Bantoenegers werden weggedreven van de Rode Zee naar de Atlantische Oceaan tijdens duizend jaren durende marsen en uittochten waarbij de Exodus uit de Bijbel ons als een simpele wandeling voorkomt.

Na deze enorme volksverhuizing waren de volkeren ongeveer aangeland in de streken waar de moderne ontdekkingsreizigers ze hebben aangetroffen. Wij weten dat het hier allochtonen betreft, die alles ter plaatse moesten uitvinden, die een geheel van culturen en technieken bewaard hebben van hun contact met oude wereldbeschavingen. Ze kunnen onder meer de grond bewerken, bouwen, en kledingstukken weven.

Hieruit zullen langzaam de Zwarte beschavingen ontstaan, de zwarte keizerrijken waarvan wij slechts de belangrijke trekken kennen die ons werden overgebracht door Arabische kooplieden of door de mondelinge overlevering.

Het betreft hier het Manding-imperium, waarover de Keytaprinsen meer dan zes eeuwen regeerden; het Sanghai-rijk waar de meest vooraanstaande oelema’s van de Maghreb hun kennis kwamen verrijken bij de Zwarte geleerden; de staten Soedan en Dahomey, bekend om de rol die de vrouwen er speelden: in het eerste land als staatshoofd, in het tweede als krijgsvrouw (de amazone). Het beroemdste maar tevens het meest geheime rijk, is dat van Monomotapa waarvan de overblijfselen in de monding van de Zambezi stille getuigen zijn van een zeer ver gevorderde staat van ontwikkeling tijdens de middeleeuwen. De staten van Ife en Benin dienen ook vermeld: men kende er het gebruik van gegoten brons volgens de techniek van verloren was, en in de dorpen waren… "de meest belangrijke straten afgelijnd met vier rijen palmbomen en alle hutten waren fraaie vlecht- en beeldhouwwerken" (Frobenius).

Er was ook het Kongo-rijk dat ons het meest boeit en dat zijn hoogtepunt bereikte tijdens de eeuw van Keizer Karel V. Dit koninkrijk werd gesticht door jagers die uit het zuid-oosten kwamen. Portugese zeevaarders troffen er een bevolking aan die meer ontwikkeld was dan elders en waarvan de politieke organisatie een zekere gelijkenis vertoonde met deze in Europa tijdens de Middeleeuwen. Het zeer protocollair maatschappelijk leven verliep nogal strak en de gebruikte technieken waren sterk ontwikkeld. Men kende er het gebruik van brons en koper, het weven van fijn linnen, het afwisselend bebouwen en ook de veefokkerij.

In 1506, bij de dood van de tot het katholicisme bekeerde oude koning Nzinga Niima, volgde zijn zoon Don Affonso hem op. Het is in die periode dat voor het eerst een katholieke Afrikaanse clerus ontstond. De zoon van de koning, Don Henrique, werd immers in 1518, na zijn studies in Rome, de eerste Zwarte bisschop van Kongo. Dit rijk had veelvuldige internationale betrekkingen; het zond gezanten naar verschillende staten zoals het Vaticaan in Rome, Portugal, Spanje en sloot verdragen met Brazilië en Nederland.

Er zijn nog meer punten van overeenkomst met onze moderne staten. De koningen van deze Afrikaanse staten inden rechten op de mijnontginning en taksen op de in- en uitvoer en bij ontstentenis van wettige erfgenamen eigenden zij zich de erfenis toe. Sommigen voorzagen zelfs een budget voor sociale bijstand ten einde hulp te bieden aan de armsten of om krijgsgevangenen af te kopen. De lezer vergist zich niet, wij hebben het wel degelijk over Centraal-Afrika in de 16de eeuw.

Het is in deze periode dat de slavenhandel aanvangt. De Portugezen begonnen ermee, de Hollanders volgden. Ongeveer 5.000 slaven werden ieder jaar in de haven van Mpinda ingescheept. De Kongolese koningen, die de eerste leveranciers zijn, buitten handig de Europese rivaliteit uit door eens bij deze dan bij de andere steun te zoeken en dit voornamelijk om de horden van Jagas de pas af te snijden. Zoals de Hunnen in Europa trokken deze Jagas plunderend door het land.

Het ging bergaf met het Kongolese koninkrijk toen, na een geschil met de Portugezen, de Kongolezen in 1665 verslagen werden in de beslissende slag van Mpila.

Op het einde van de 17de eeuw werd de slavenhandel een grote internationale aangelegenheid, te meer daar Frankrijk en Engeland meededen, en wat later de Arabieren ook. Ze kregen meer en meer armslag naarmate de Europeanen hun activiteiten verminderden.

De statistieken van deze handel zijn schrikwekkend voor wat Kongo betreft. D. Rinchon maakt in zijn boek over de slavernij en de slavenhandel door de Europeanen (1929) een schatting: meer dan 13 miljoen Kongolezen werden als slaaf verkocht tussen de 16de eeuw en het ontstaan van Congo-Vrij taat. Alleen al in het jaar 1778 ondergingen ongeveer 35.000 Kongolezen dit lot. En dan beschikt men niet eens over statistieken van de aantallen die stierven voor zij de haven bereikten of omkwamen tijdens razzia’s.

De Franse Revolutie, die in 1789 met aandrang vrijheid en gelijkheid voor iedereen verkondigde, zal een belangrijke rol spelen in de vermindering van de slavenhandel tenminste wat betreft de Franse en Engelse kolonies. Engeland zal de slavernij afschaffen in 1833, Portugal in 1835 en Frankrijk in 1848. Vanaf die datum zal de slavenmarkt zich verplaatsen naar Brazilië en de Verenigde Staten van Amerika.

(…)

Eerst werden de oeverbewoners als slaven gedeporteerd, daarna werden grote razzia’s in het binnenland georganiseerd, vooral door Arabieren, vertrekkend van de Afrikaanse Oostkust. In 1840 waren ze doorgedrongen tot het Tanganikameer en in 1858 werd een operatiebasis opgericht te Uvira.

Tijdens het hoogtepunt van deze acties exporteerden de Arabische slavenhandelaars ongeveer 70.000 Kongolezen per jaar.

Naast deze kwaal, waaraan de publieke opinie aanstoot nam, zouden het verlangen om Afrika te leren kennen en de geestdriftige verhalen van de eerste ontdekkingsreizigers de verbeelding doen opflakkeren.

Tijdens de eerste helft van de 19 eeuw werd Engeland een industrieland, en België volgde op de voet. De samenleving veranderde. Nieuwe grote industriële metropolen breidden zich uit naast de oude grote steden. De noodzaak drong zich op om de welvaart in België in stand te houden door de grootst mogelijke commerciële expansie te verzekeren. Men moest dit handig bereiken zonder de hebzucht van de grote buurlanden aan te wakkeren.

In deze omstandigheden zal Leopold II al zijn kunde tonen. Jaren voor zijn troonsbestijging had hij al belangstelling getoond voor de kolonisatie en had hij achtereenvolgens zijn blik gericht op Klein-Azië, de Fidji- en Salomoneilanden, Guatemala, Formosa, de Filippijnen en China.

Tijdens het jaar 1876 trok de archivaris van het ministerie van Buitenlandse Zaken, Emile Banning, de aandacht van het Belgische publiek en van de Koning in ‘t bijzonder in drie artikels van l’Echo du Parlement, op Centraal-Afrika, een regio waarover zich niemand op dat ogenblik bekommerde. Zeer geboeid richtte Leopold II een internationale geografische bijeenkomst in te Brussel op 12 september 1876. Alle grote Europese landen waren er vertegenwoordigd.

Bij het openen van de vergadering drong de koning aan om Afrika te verlossen van het slavenjuk en er beschaving en voorspoed te brengen. Dit programma werd aangenomen door alle deelnemers die de beslissing nemen om, elk in eigen land, een Nationaal Comité in te stellen om geneeskundige en wetenschappelijke nederzettingen in Afrika op te richten en er ontdekkingsreizen te organiseren. Al deze Nationale Comités werden overkoepeld door een nieuwe instelling die daarvoor in ‘t leven geroepen wordt: l’Association Internationale Africaine (AIA).

Het Nationaal Belgisch Studiecomité van Boven-Congo was onmiddellijk het meest dynamisch: van 1877 tot 1884 organiseerde het vijf tochten die door de koning en openbare inschrijvingen werden betaald. In 1877 koos het Studiecomité voor een blauwe vlag met gouden ster die de fonkelende beschaving in het Congolese hemelsblauw voorstelt.

Op eigen initiatief besloot de koning om Stanley in dienst te nemen; deze had Afrika van oost tot west doorkruist en was de Congostroom afgevaren tot aan zijn monding. Het is Stanley die de eerste Belgische expedities zal uitrusten en leiden. In drie jaar tijd zullen 30 posten opgericht en de karavaanweg afgebakend worden; suzereine en commerciële verdragen worden afgesloten met inheemse leiders.

Het succes van deze ondernemingen zal Leopold II aanzetten tot het oprichten van een staat in Centraal-Afrika, en de financiële moeilijkheden van de het Studiecomité gaven hem de kans om deze te vervangen door een andere instelling, de Association Internationale du Congo (AIC) waarin hij uitgebreider bevoegdheden bezit. De AIC zal bijzonder bedrijvig zijn; vanaf 1885 beschikt ze over vijf stoomboten en heeft ze veertig posten, verspreid over de helft van het huidige Zaïre. Ze heeft ook een vijfhonderdtal verdragen getekend.

Om deze verdragen te laten erkennen, tekende de AIC internationale conventies met Frankrijk en Duitsland. Op 22 april 1884 werd de AIC officieel erkend door de Verenigde Staten van Amerika als een soevereine staat. Maar Portugal, dat zich herinnerde dat het in het verleden de monding van de stroom had bezet, liet zijn oude rechten door Engeland erkennen. Zo werd de toegang tot de Oceaan afgesloten voor de jonge staat.

De koning verzocht toen om de bemiddeling van Bismarck en in 1884-1885 hield Duitsland een conferentie in Berlijn. Deze zou vier maanden duren en erkende de bevoegdheid van de soevereine staat van de AIC, die trouwens de akte zou ondertekenen in deze bevoegdheid, samen met veertien grote mogendheden.

Vanaf april 1885 stond het Belgisch Parlement Leopold II toe om het hoofd van deze nieuwe Staat te worden, maar deze "persoonlijke Belgisch-Congolese unie" werd maar ondertekend onder voorbehoud dat ze geen financiële en militaire lasten voor België zou meebrengen. Op 29 mei 1885, werd de AIC per decreet l’Etat Indépendant du Congo (EIC).

(Congo-Vrijstaat). Twee dagen voor de nationale feestdag, op 19 juli 1885, werd Leopold II als soeverein van deze Congo-Vrijstaat uitgeroepen en werd de permanente neutraliteit van dit land vastgelegd. De afkondiging gebeurde in Banana, waar de gewezen administrateur-generaal van de AIC, sir Francis de Wilton, de koning vertegenwoordigde

Lijst van de door Europeanen in Kongo uitgevoerde ontdekkingsreizen voor de oprichting van Congo-Vrijstaat

1485 Diego Cao (Portugal) Ontdekt de Zaïre en bereikt stroomopwaarts de eerste watervallen.

1491 Katholieke Missies Doorkruisen Beneden-Congo.

1609 P. Van den Broecke (België) Trekt door Beneden-Congo.

1641 Van Herder (Nederland) Trekt door Kwango tot Mwende-Kundi.

1652 De Montesarchio (Italië) Stroomopwaarts tot Stanley Pool en reist in het Batekegebied.

1793 Maxwell (Engeland) Stroomopwaarts tot voorbij de eerste watervallen.

1798 De Lacerda (Portugal) Trekt door het gebied der Grote Meren.

1816 Tuckey (Engenland) Stroomopwaarts tot Isangila.

1843 JR Graca (Portugal) Exploreert het Lundarijk, Opper-Kasai en de Boven-Lulua.

1848 L.Magyar (Hongarije) Stroomopwaarts tot Yelala, dan de Cuenza volgend tot in de Kwango.

1851 Livingstone (Engeland) Trekt door Opper-Zambesi en doorkruist Afrika van

West naar Oost (ook in 1854)

1857 Burton & Speke (Engeland) Ontdekken Tanganika en doorkruisen het Noorden.

1864 S. Baker (Engeland) Ontdekt het Albertmeer.

1867 Livingstone (Engeland) Reist door de Moero en Bangwelo meren en Opper-Luapula.

1870 Schweinfurt (Duitsland) Vaart de Uele af tot Niangara.

1871 Livingstone (Engeland) Bereikt de Boven-Congo in Nyangwe.

1871 Stanley (Engeland) Exploreert het Tanganikagebied.

1872 G. Miani (Italië) Reist door de gebieden van de Bomokandi, Uele en bijrivieren.

1874 Grandy (Engeland) Vaart stroomopwaarts tot de eerste watervallen.

1874 Cameron (Engeland) Doorkruist Afrika van Oost naar West, reist door Katanga tot

Lomami en ontdekt de Lukugarivier.

1876 Pogge & Lux (Duitsland) Exploreren de Opper-Kasai tot het Lundarijk.

1876 Potagos (Griekenland) Doorkruist het land ten zuiden van Bomu.

1877 Stanley (Engeland) Reist door Afrika van oost naar west, ontdekt het Edwardmeer en de bedding van de Congostroom.

1877 Oprichting van de AIA (I’Association Internationale Africaine)1878 Cambier (België) Doorkruist het gebied van het Tanganikameer en sticht Karama.

1878 Capello & Ivens (Portugal) Exploreren het Kwangogebied

1879 Popelin & Van den Heuvel (België) Doorkruisen het gebied van het Tanganikameer.

1880 Buchner (Duitsland) Exploreert de hoge rivieren van de Kasai.

1880 Thomson (Engeland) Stroomopwaarts de Lukuga tot de Luizi

1883 Junker & Bohndorff (Rusland en Duitsland) Doorkruisen het stroomgebied van de Uele, de Bomu, de Bomakandi en de Nepoko

1883 Casati (Italië) Zelfde reisgebied als de vorige.

1883 Storms (België) Sticht Mpala.

1883 Coquilhat (België) Exploreert het gebied van de Bangala

1883 Pogge & Wissmann (Duitsland) Reizen door het stroomgebied van de Kasai tot Lomami.

1883 Elliott (Engeland) Reist door de Kwilu Niari.

1883 Hanssens (België) Reist door de Kwilu Niari

1884 Buttner (Duitsland) Bereikt de Kwilu langs de weg vanaf Matadi.

1884 Van Gele (België) Doorkruist het stroomgebied van de Ubangi rond Yakoma1885 Oprichting van Congo-Vrijstaat (l’Ètat Indépendant du Congo — EIC)

Bron: "Tienenaars in Congo 1885-1918", geschreven door André-Bernard Ergo en M. Best. Het boek (103 blz. en 64 foto’s) is te verkrijgen bij museum "Toreke", Grote Markt 6, Tienen. Inlichtingen: 016/80 56 61.

"Tienenaars in Congo" gaat over het wedervaren van circa 40 pioniers. We vinden er onder meer de vice-gouverneur van Congo en stichter van Elisabethville in terug, een redactiechef van de allereerste krant of een technische piloot van de eerste allereerste lijnvlucht (watervliegtuigen) Léopoldville-Stanleyville. De Tienenaars zijn onder andere missionarissen, postbeambten, een oorlogsheld, een stationschef, dokters tijdens de campagne van Tabora of gewoon arbeiders. Onder hen ook een 18-jarige Tiense jonkvrouw die op 9 maart 1934 van een zoon beviel in het beroemde district van Lulonga.

 

Leave a Comment

You must be logged in to post a comment.