Moeder en aap – België en de Congo materiaal (Jos Van den Bergh)
3 september 1997
ned.3, 23.25 uur
Lang voordat ik geboren werd vertrok mijn moeder naar de Congo. Een blanke vrouw op haar eentje naar zwart Afrika, midden jaren veertig. Wat haar precies bracht om naar ginder te gaan weet ik niet. Ik heb het haar nooit gevraagd en nu is het te laat.
Vaag weet ik dat ze na de oorlog genoeg had van de naijver binnen de weerstandsbeweging waar ze in had gezeten… De betere wereld waar ze op had gehoopt bleef ook na de bezetting uit. "Dan maar Congo", moet ze gedacht hebben. Veel van onze ex-kolonie is me dus onbekend maar een verhaal blijft me tot de verbeelding spreken: als kind vertelde ze me van haar aapje 'Cheetah'. Net aangekomen in Matadi was ze getuige van een spelletje uitgevoerd door enkele dronken landgenoten. Een chimpansee werd uit een boom geschoten. De aap was dood maar het bleek om een moeder te gaan, het jong leefde nog. Dat weesje werd door mijn moeder geadopteerd. Het werd volwassen en droeg al snel een matrozenpakje.
Na vijf jaar keerde mijn moeder terug naar Belgie, met Cheetah. Natuurlijk was het in die tijd onwettig en ongehoord om een chimpansee in huis te hebben. De enige oplossing was een dramatische scheiding: Cheetah werd geschonken aan de Antwerpse dierentuin. Mijn moeder ging nog enkele keren kijken maar telkens eindigden dergelijke bezoekjes op een tragedie. Hysterische aap, huilende moeder. Enkele maanden later ging Cheetah dood.
Nu, zoveel jaren later, bekijk ik dit verhaal als metafoor voor de onhandigheid waarmee Belgen met hun kolonie omgingen.
Wat blijft er over van een halve eeuw koloniaal bewind? Bitter weinig om niet te zeggen niets… Zeker niet wat culturele uitwisseling betreft. Anders dan Nederland bestaat er geen grote literatuur over onze voormalige colonie en ook in het gewone leven ging het om twee gescheiden werelden. Er zijn geen congolese restaurants, geen taalgebruik dat we overgenomen hebben. Misschien is er toch iets overgebleven van een mentaliteit… Corruptie is niet ongewoon in Afrika maar de creativiteit waarmee Congolezen weten te ritselen komt me als Belg wel erg bekend voor. Vandaar misschien de recente hoop vanuit Belgie dat het met Kabila terug goed kan gaan: al snel zette de nieuwe leider allerhande buitenlandse constructies op poten, verkwanselde nationale belangen en sprak nadrukkelijk zijn voorliefde uit voor de Belgen. Niet onbelangrijk in dit alles is natuurlijk de herdoping van Zaire naar Congo. Terug naar af.
In mijn zoektocht naar wat over bleef van de vroegere koloniale tijd kwam ik terecht bij Leon Mokouna, een man die het als kind allemaal heeft meegemaakt. Ik verwachtte een kritische blik of, op zijn minst, een juiste tekening van het apartheidsregime dat de Belgen in Congo geïnstallerd hadden. In plaats daarvan zag ik de Laatste Belg. Want daar waar je nauwelijks nog Belgen kan vinden die in hun land geloven, sloofde Mokouna zich uit om met elk denkbaar argument het gelijk te halen dat het onder de Belgen Congo voor de wind ging. Zelfs het historische feit dat Koning Leopold II een waar schrikbewind voerde werd enthousiast weggeveegd: "stoute kinderen moet je straffen dus als er in Congo dieven werden gepakt was het maar normaal dat je die hun handen afhakte." Mokouna was ooit bondscoach van het Zaïrese elftal en speelde ook als spits voor de Gentse ploeg. Dat hij als zwarte speler een stuk minder verdiende dan zijn bleke collega's deert hem niet om Belgie door dik en dun te blijven verdedigen : "corruptie ingevoerd door de Belgen? Dat is toch normaal, corruptie vind je overal."
Ook verbijsterend is de reactie van het Koninklijk Museum voor Midden-Afrika. Begin deze eeuw liet Leopold II aan de rand van Brussel een museum bouwen voor 'zijn' Congo. Tien jaar daarvoor vond op diezelfde plek de aanleiding hiervoor plaats: in een park werden Congolese dorpen nagebouwd en voor de gelegenheid werden meer dan 200 Congolezen geïmporteerd die zichzelf moesten spelen. Deze virtuele realiteit avant la lettre werd door ruim één miljoen Belgen bezocht. Die bewuste tentoonstelling wordt nu herdacht en op vraag om die foto's te mogen filmen kregen we dit antwoord:
Akkoord onder voorwaarde dat de producer er zich toe verbindt in de reportage geen kritiek te geven op het Tervuren-Museum en zijn verzamelingen, noch op de Afrikaanse politiek van Koning Leopold II en de Belgische regering.
De directeur van het museum, D. Thys van den Audenaerde
Honderd jaar na de feiten kan je in Belgie nog steeds geen kritiek leveren op het Congo-beleid van Koning Leopold. Dezelfde directeur van het Museum in Tervuren beweert trouwens dat de geïmporteerde Congolezen vrijwillig naar Belgie kwamen. Dat er door het koude klimaat een tiental stierven moet je er maar bij nemen.
Wat me bij de andere Congolezen, de beeldende kunstenaars Vuza Ntoko en Cheri Samba, opviel was hun ongebreidelde hoop en optimisme. Alle cliché's lijken wel waar. Ntoko woont vijfentwintig hoog in een suburb van Luik, de derde wereld in onze achtertuin. Een weg banend tussen het vuil kom je in een kooi terecht. Dan volgt een minutenlange tocht in een met een pregnant urine-geurtje geparfumeerde liftkabine om uiteindelijk te belanden in een klein appartementje bevolkt door het grote gezin van de kunstenaar. Aan de muren een absurde mix van Belgische kitsch en etnische artefacten. Toch beweert de man gelukkig te zijn. Als je maar lang genoeg wacht komt het heus allemaal in orde… Alle cliché's zijn waar.
En ook de beroemdste Congolese kunstenaar Cheri Samba orakelt dat hoop doet leven. Toch is hij nog het meest kritisch over het glorieuze coloniale verleden en ook trekt hij de lijn door naar Picasso die dankbaar en vaak zeer letterlijk inspiratie zocht in de Afrikaanse kunst. Picasso exposeert in het Museum voor hedendaagse kunst terwijl Samba noodgedwongen in het Afrikaans Museum tentoonstelt.
Zelf hield ik aan deze trip geen gevoel van hoop, wel van wanhoop over. Met een schuldgevoel op stap kwam ik steeds terecht op het beeld van het knikkende negertje. Maar misschien is het allemaal terug te brengen op Mokouna's laatste uitspraak: "Ik ben Congolees wanneer ik in de spiegel kijk en Belg wanneer ik naar mijn paspoort kijk". Huid en papier. Maar dan wel het zilverpapier dat ik als kind naar de arme zwartjes in Afrika stuurde. Het komt nooit goed.
En trouwens hoe liep het eigenlijk af met het aapje van mijn moeder…?
Geachte heer,
Wij hebben uw brief van 3 april 1997 goed ontvangen.
Het spijt ons u te moeten meedelen dat wij, na grondig nazicht in onze archieven, geen spoor teruggevonden hebben van Cheetah (het aapje dat uw moeder destijds aan de Antwerpse Zoo geschonken heeft).
Inmiddels verblijven wij, geachte Heer,
Hoogachtend,
Bruno van Puijenbroeck, Curator Zoogdieren
Misschien beeld ik me het allemaal in en bestaat Congo gewoonweg niet.
Jos Van den Bergh, september 1997