uitgebreide bijeenkomst van de werkgroep "Vrouwen, Oorlog en Vrede "
Samenvatting
Het programma van de bijeenkomst spitste zich toe op de bepalingen die zijn voorzien door Resolutie 1325 met betrekking tot conflictbeheer, vredeshandhaving en gendergelijkheid, met de bedoeling om te komen tot werkvoorstellen en aanbevelingen op basis van eisen in verband met de sociaal-politieke situatie in de Democratische Republiek Congo.
Elise Muhimuzi bracht enkele prioriteiten naar voren die zijn vastgesteld door de werkgroep die binnen Conafed Resolutie 1325 opvolgt. Zij besprak de uitvoering van 21 heel concrete maatregelen die zijn voortgekomen uit het verslag van de algemeen secretaris aan de Veiligheidsraad in verband met vrouwen, vrede en veiligheid. Maar zij vermeldde ook de moeilijkheden waarmee vrouwen worden geconfronteerd in het kader van de verkiezingen. Vervolgens beschreef Bob Kabamba de huidige stand van het verkiezingsproces, waarbij hij meer specifiek het ontwerp van de kieswet en de nieuwe grondwet doorlichtte vanuit genderoogpunt.
Een eerste discussie vestigde de aandacht op de problemen en de strategieën van de Congolese vrouwenverenigingen in de strijd voor gelijkgerechtigdheid.
In tweede instantie werd een rondetafeldebat gehouden over het ontwerp van protocol inzake seksueel geweld van de Internationale Conferentie voor de Regio van de Grote Meren (onderwerp ingeleid door Ivan Godfroid), het proces van DDR (ontwapening, demobilisering en reïntegratie) en de grotere aandacht die nodig is voor de rol van vrouwen (ingeleid door Bob Kabamba) en de strijd tegen de straffeloosheid voor de plegers van geweld op burgers en meer in het bijzonder op meisjes en vrouwen (ingeleid door Françoise Guillite).
Tijdens een laatste vraag- en antwoordenronde formuleerden de deelnemers enkele werkvoorstellen en aanbevelingen in verband met de internationale ondersteuning (en meer bepaald die van de Belgische regering), over de vrouwenorganisaties en hun bijdrage aan het proces van wederopbouw, de betrokkenheid van vrouwen bij het verkiezingsproces op alle niveaus en de specifieke noden van meisjes en vrouwen, die altijd opnieuw worden vergeten in het DDR-proces.
De prioriteiten vastgesteld door de werkgroep die binnen Conafed Resolutie 1325 opvolgt [uiteenzetting door Elise Muhimuzi]
De vrouwenverenigingen hebben verschillende activiteiten opgezet in verband met Resolutie 1325. Die resolutie werd in 2000 gestemd in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties en betekende een heel belangrijke stap in de erkenning van de rol die vrouwen spelen in conflictgebieden. In 2001, 2002 en 2003 hebben leden van Conafed in verscheidene Afrikaanse landen (Zuid-Afrika, Guinee, Rwanda) deelgenomen aan vormingssessies van de Verenigde Naties over onderhandelings-, bemiddelings- en conflictbeheersingstechnieken.
Zij hebben de resolutie vertaald in de vier nationale talen van de DRC en zijn die ook beginnen verspreiden. Maar het was allerminst gemakkelijk om de resolutie op te volgen, aangezien de organisaties daarvoor geen steun hebben gekregen.
Momenteel werkt het netwerk aan de uitvoering van 21 heel concrete maatregelen die voortkomen uit het verslag van de algemeen secretaris aan de Veiligheidsraad over vrouwen, vrede en veiligheid.
Enkele hoofdlijnen uit het actieplan :
- De erkenning van de impact van gewapende conflicten op meisjes en vrouwen (maatregelen 1 en 2). Maatregel 2, die de aanbeveling doet om "de plaatselijke informatiebronnen te identificeren en te gebruiken met betrekking tot de impact van gewapende conflicten en de interventies van vredesoperaties op meisjes en vrouwen, en ook met betrekking tot de rol en de bijdrage die zij kunnen leveren in conflictsituaties, vooral door het leggen van regelmatige contacten met vrouwenverenigingen en vrouwennetwerken", is een expliciete oproep tot CONADER[1] om te werken met de vrouwenverenigingen, in samenwerking met UNIFEM, UNDP, MONUC.
- Het belang van het internationaal juridisch kader, de veroordeling van de schending van de fundamentele rechten van meisjes en vrouwen (maatregelen 3 tot 6) : in feite zijn de rechtbanken noch de commissie over straffeloosheid al met hun werkzaamheden begonnen.
- Het vredesproces en de operaties van vredeshandhaving (maatregelen 7 tot 12). Voor de zevende maatregel ("nadrukkelijk een genderspecifiek standpunt opnemen in de mandaten van de missies van de Veiligheidsraad naar de landen en regio's die worden getroffen door conflicten (…)"), proberen de vrouwenverenigingen samen te werken met MONUC, maar er zijn maar heel weinig organisaties die daarin slagen, omdat het hoofdzakelijk gaat om militaire operaties. Hetzelfde probleem geldt voor maatregel 12, de aanbeveling om "ervoor te zorgen dat er voldoende financiële en menselijke hulpmiddelen zijn om een genderspecifiek initiatief te voorzien, eventueel zelfs het creëren van de functie van adviseuse inzake gelijkgerechtigdheid of van groepen voor gendergelijkheid in de operaties voor multidimensionale vredeshandhaving en de activiteiten voor capaciteitsopbouw, evenals projecten bestemd voor vrouwen en meisjes, in het kader van de budgetten voor missies". In realiteit hebben de verenigingen geprobeerd om, vooral in Kivu, samen te werken met MONUC, maar dat verloopt niet zonder moeilijkheden : de militairen begrijpen niet zo gemakkelijk wat een genderbenadering eigenlijk inhoudt. Maatregel 9, "erop toezien dat de vrouwen volledig kunnen deelnemen aan de onderhandelingen over vredesakkoorden op nationaal en internationaal niveau)…", werd daarentegen wel goed opgevolgd, vooral dankzij de steun van UNIFEM. Tijdens de Internationale Conferentie hebben de afgevaardigden en deskundigen een rol kunnen spelen in de onderhandelingen.
- De humanitaire operaties (maatregelen 13 en 14).
- De integratie van gendergelijkheid in het proces van herstel en wederopbouw (maatregelen 15 tot 18). "Ervoor zorgen dat vrouwengroepen en vrouwennetwerken actief deelnemen aan de inspanningen die worden geleverd om de plaatselijke zeggenschap te garanderen bij de wederopbouw, vooral in de fase van de besluitvorming" Dit is momenteel een prioriteit voor Conafed, vooral via acties om de betrokkenheid van vrouwen bij het verkiezingsproces te verhogen, om hun de instrumenten aan te reiken die zij nodig hebben voor hun deelname.
- Ontwapening, demobilisering en reïntegratie (maatregelen 19 tot 21)
Samenvattend kunnen we stellen dat de verenigingen gezamenlijk rekening hebben gehouden met deze 21 maatregelen om hun actieplan op te stellen. Conafed werkt samen met andere netwerken en partners uit de civiele samenleving om het principe van gelijkgerechtigheid dat is opgenomen in de grondwet ook in werkelijkheid te laten uitvoeren. Vandaag wordt de nadruk gelegd op het werk in verband met de kieswet, een thema dat aan bod komt in de toelichting van Bob Kabamba.
Internationale steun voor de betrokkenheid van vrouwen bij het verkiezingsproces [uiteenzetting door Bob Kabamba]
Bob Kabamba wijst er allereerst op dat de discussie over de gelijkgerechtigheid is begonnen met het uitwerken van de grondwet en dat die discussie bij momenten hoog is opgelopen. Het principe van gelijkgerechtigdheid is ingeschreven in de preambule van de grondwet. In artikel 14 van de grondwet, wordt dit voornemen als volgt verwoord : "de overheid ziet toe op de uitschakeling van elke vorm van discriminatie tegenover vrouwen en het verzekeren van haar bescherming en de bevordering van haar rechten". De preambule stelt dat de staat de gelijkgerechtigheid zal formaliseren, maar de tekst zelf doet dat niet en zegt alleen dat de staat de pariteit in de instellingen zal bevorderen.
Het ontwerp van kieswet is net aanvaard door de regering en zal binnenkort worden voorgelegd aan het parlement. Indien dit ontwerp wordt goedgekeurd, zal er duidelijk nooit sprake zijn van een daadwerkelijke vertegenwoordiging van vrouwen in de nationale, provinciale en lokale instellingen. Er is immers maar een enkele alinea (in artikel 12) waarin de vrouwen letterlijk worden vermeld : "bij het bepalen van de volgorde van de kandidaten op elke lijst moet rekening worden gehouden met de vertegenwoordiging van vrouwen en de vertegenwoordiging van mensen met een handicap". Dit is de enige poging om de bepalingen die zijn ingeschreven in de grondwet in de praktijk te brengen.
Het is dus dringend nodig om het parlement te wijzen op enkele punten. Allereerst : als er lijsten zijn, moeten daar ook vrouwen op staan en wel in een volgorde die het mogelijk maakt dat zij ook worden verkozen. Bovendien willen vele Congolese politici geen vaste kieslijsten, maar een systeem van voorkeurstemmen. Dit is evenwel nadelig voor de vrouwen, die niet de financiële middelen hebben voor een verkiezingscampagne. En ten slotte is er nog een ander probleem : er zijn specifieke bepalingen over de voorwaarden waaraan mogelijke kandidaten moeten voldoen, en die stellen onder andere (artikel 113) dat er "een niet-terugbetaalbare waarborg van 1000 fiscale francs[2]" moet worden gestort : vrouwen zullen nooit zo'n som op tafel kunnen leggen! In verband met al deze punten is een algemene mobilisering nodig.
Eerste discussie
Eliane Najros [Dimitra] wil graag wat verduidelijking over de juiste betekenis van het woord "pariteit" in het parlement : gaat het om 50% vrouwen? Enkele vrouwen?
Bovendien, wie over "lijsten" spreekt, heeft het ook over "partijen". Is het niet mogelijk de partijen te verplichten een gelijke vertegenwoordiging van 50/50 op hun lijsten te voorzien? Ten slotte meent zij dat alle middelen moeten worden aangewend om het belang van deze verkiezingen duidelijk te maken, vooral dan de radiostations.
Bob Kabamba antwoordt daarop dat in de geest van de wetgever met pariteit heel duidelijk 50/50 wordt bedoeld, maar dat men bij discussie met de verschillende groepen wel merkt dat dit principe soms is aanvaard zonder echt na te denken over de betekenis ervan. Wanneer men concreet begint uit te leggen dat een lijst die voor een kiesdistrict tien kandidaten mag tellen, moet bestaan uit vijf mannen en vijf vrouwen, en dat de vrouwen bovendien in een 'zinvolle' volgorde moeten staan (bijvoorbeeld door het opstellen van "zebralijsten"[3]), beseffen de mannen dat zij plaats zullen moeten maken en dan is dat is niet zo eenvoudig.
Hélène Ryckmans [Le Monde selon les femmes en CVO] vraagt aan Bob Kabamba wie hij bedoelt met "men" als hij het heeft over de discussie met de verschillende groepen. En hoe zit het met de internationale steun, en welke rol speelt België momenteel in het verkiezingsproces?
Bob Kabamba verduidelijkt dat "men" in dit geval slaat op de groep deskundigen bij het Congolese parlement, waarvan hij deel uitmaakt. Het gaat om Belgische, Congolese en Franse academici, die de opdracht hebben hun deskundigheid in te brengen bij het opstellen van teksten. De financiële steun van de Belgische regering is heel aanzienlijk : er is al 13 miljoen euro vrijgemaakt voor de financiering van de verkiezingen.
Yvette Makilutila [
Maggi Poppe [NVR en CVO] stelt vast dat België wel een belangrijke donor is, en dat het toch mogelijk zou moeten zijn om te komen tot de financiering van een campagne "stem vrouw".
Bob Kabamba bevestigt dat de mensen niet voldoende op de hoogte zijn, vooral wat betreft de grondwet die in een referendum zal worden voorgelegd. Er is nog heel wat werk aan de winkel op het vlak van bekendmaking. Hij meent dat de verkiezingen wel ernstig moeten worden genomen. Er zijn enorm veel middelen in geïnvesteerd, zowel op financieel als op logistiek vlak, en er is ook een sterke mobilisering van de internationale gemeenschap. Hij vindt ook dat het zeker nodig is de mensen erop te wijzen dat het belangrijk is om voor een vrouw te stemmen, en de Belgische en Europese overheid moet hier zeker worden op aangesproken.
Elise Muhimuzi denkt dat het mogelijk is om informatiecampagnes op te zetten. Maar op het terrein is het niet zo gemakkelijk werken. Er zijn niet alleen logistieke problemen, maar het is ook moeilijk om toegang te krijgen tot de beschikbare middelen : alleen internationale organisaties en niet de nationale of lokale civiele samenleving, hebben toegang tot de internationale middelen die precies bestemd zijn voor de financiering van informatie- en sensibiliseringscampagnes. Maar de plaatselijke verenigingen hebben misschien wel veel betere ideeën voor een informatiecampagne. De CEI[4] werkt met het beeld van een trein : "de trein van de verkiezingen rijdt!" Dat is natuurlijk een slecht gekozen symbool, aangezien de trein voor de Congolezen vooral synoniem is voor iets wat niet rijdt, altijd in panne staat, nooit op tijd komt, enzovoort. Bovendien zetten de internationale NGO's nationale affichecampagnes op zonder rekening te houden met de specifieke situatie en gevoeligheden in de verschillende provincies, waardoor zij natuurlijk hun doel voorbijschieten.
Bob Kabamba voegt eraan toe dat er een programma bestaat voor de financiering van lokale activiteiten op het vlak van sensibilisering voor de verkiezingen, dat wordt gefinancierd door het APEC[5]-project en beheerd wordt door het Ontwikkelingsprogramma van de Verenigde Naties (UNDP). APEC heeft beslist 150000 $ per provincie toe te kennen voor plaatselijke initiatieven : zij kunnen daarover beschikken op voorwaarde dat zij samenwerken. Maar dat bedrag is uiteraard belachelijk laag.
Pamphile Sebahara [GRIP] vraagt zich af of het in bepaalde kiesdistricten niet moeilijk is om kandidaten te vinden.
Volgens Elise Muhimuzi vormt dat geen probleem : er zijn voldoende competente vrouwen om paritaire lijsten samen te stellen. Je moet de vrouwen alleen weten te vinden, hen opleiden en hen bekend maken. Het probleem is dat er wel veel meer wordt gevraagd van een vrouw dan van een man, al is dit niet typisch voor Congo alleen.
Denkend aan de periode na de verkiezingen vraagt Marc Kerkhove [CNCD] ten slotte of de vrouwenverenigingen al werken aan een memorandum om voor te leggen aan de toekomstige vrouwelijke parlementsleden.
Elise Muhimuzi antwoordt dat de eerste eis op het vlak van advocacy bestaat in het opstellen van wetteksten waarin de gelijkgerechtigdheid op ondubbelzinnige wijze is opgenomen. Wanneer de grondwet bijvoorbeeld bepaalt dat vrouwen op "billijke" wijze moeten vertegenwoordigd zijn op politiek vlak, staat dat open voor allerlei interpretaties. Zo zou iemand bijvoorbeeld kunnen stellen dat die vertegenwoordiging verzekerd is wanneer er twee vrouwen in de senaat zetelen! Het belangrijkste werk voor Conafed bestaat er dus in een duidelijke wetgeving te verkrijgen en pas daarna komt de waakzaamheid over de toepassing van die wetten.
Het ontwerp van protocol over seksueel geweld van de Internationale Conferentie voor de Regio van de Grote Meren [uiteenzetting door Ivan Godfroid]
Hoe zit het met de genderdimensie in het proces van de Internationale Conferentie voor de Regio van de Grote Meren?
Een internationale conferentie is een veelomvattende en complexe aangelegenheid. Hier moesten elf landen[6] rond één tafel worden gebracht, die elkaar voorheen vaak alleen maar op het slagveld hadden ontmoet.
Er zijn drie fasen te onderscheiden in deze internationale conferentie (pre-topconferenties, tussen-topconferenties en post-topconferenties). Welke positieve wendingen voor vrouwen kunnen daar vandaag worden in aangebracht?
Tijdens de eerste fase is de verklaring van Dar es Salaam verder uitgewerkt. Dit voorbereidende werk bestond uit talrijke beraadslagingen op nationaal en regionaal niveau en ging ook gepaard met regionaal sectoraal overleg over specifieke doelgroepen : jongeren, vrouwen, de civiele samenleving.
De twee fase is die van de operationalisering. Er zijn technische thematische groepen opgericht die in de eerste plaats moeten nadenken over de betrokken sectoren. Dit heeft geleid tot het opstellen van een lijst met ontwerpprogramma's en prioritaire protocollen die zullen worden voorgelegd aan de staatshoofden tijdens de tweede top[7]. Met deze programma's en protocollen stemmen concrete projecten overeen, met een tijdschema en een budget.
De genderdimensie komt in veel teksten op transversale wijze aan bod, maar staat ook expliciet vermeld in drie teksten.
- Het protocol over de preventie en de afschaffing van seksueel geweld op vrouwen en kinderen.
Dit protocol zal samen met andere worden opgenomen in een globaal pact voor de regio van de Grote Meren en uiteindelijk is het dit globaal pact dat zal worden ondertekend.
- Het ontwerp nr. 4.3.2, met de titel "Preventie, bestrijding van seksuele uitbuiting, seksueel misbruik en geweld op basis van gender en slachtofferhulp", dat een onderdeel is van het actieprogramma "Capaciteitsopbouw, psychosociale hulp en ondersteuning voor groepen met specifieke noden".
- Het ontwerp nr. 2.5.1, "Regionaal vrouwenforum", dat deel uitmaakt van het actieprogramma "Gelijke deelname en empowerment van vrouwen, jongeren en kwetsbare groepen".
Om doeltreffend te zijn, moeten deze regionale verbintenissen ook worden verankerd in de nationale wetgeving van de verschillende staten.
Algemeen zijn er enkele sterke punten vast te stellen in het proces : er is sprake van een werkelijke dialoog tussen de verschillende hoofdrolspelers en er gaat ook impact uit van de "peer pressure" (omdat andere landen zich engageren, is het moeilijker om de eigen agenda te proberen doordrukken tegenover die van het buurland) en de evolutie naar "peer learning".
Er zijn ook zwakke kanten : de kloof tussen het discours en de werkelijkheid als het gaat om de raadpleging van de civiele samenleving. De Internationale Conferentie heeft ook spanningen teweeggebracht. Zo is er de spanning tussen de oprichting van nieuwe instellingen en de klemtoon op concrete realisaties. Of de spanning tussen de internationale gemeenschap, meer bepaald de Vriendengroep[8], die greepwil houden op de middelen die in het proces zijn geïnvesteerd en de staten die hun eigen doelstellingen willen bereiken. Een andere te vermijden struikelsteen : dit programma bevat vijfenveertig ontwerpen en elf protocollen en dreigt te worden gebruikt als een soort "shopping list", hoewel het toch belangrijk is om een algemeen overzicht te behouden en prioriteiten vast te stellen.
Kortom, hoewel dit initiatief veel mogelijkheden biedt, is er nog niets verworven en een monitoring door de civiele samenleving is van het allergrootste belang.
Het DDR-proces [enkele bedenkingen van Bob Kabamba]
Aanvankelijk meende men dat 340.000 voormalige soldaten deel hadden uitgemaakt van de verschillende strijdende partijen, die moesten worden door elkaar gemengd (de zogenaamde "brassage") en die, van geval tot geval, moesten worden geïntegreerd in het nieuwe leger of worden gedemobiliseerd. Maar bij nader onderzoek kwamen de Verenigde Naties uit op een cijfer van 200.000 strijders.
Allereerst moet worden nagegaan wie in aanmerking komt om te worden gedemobiliseerd en vervolgens wie in staat is om deel uit te maken van het nieuwe leger en wie zal deelnemen aan de procedure van « brassage ». Bij de criteria voor demobilisering geldt bijvoorbeeld een leeftijdsbeperking[9]. Kindsoldaten vallen dus niet onder deze regeling, want voor hen geldt een specifiek programma.
De situatie van de vrouwen is een belangrijk onderwerp. Veel vrouwelijke strijders zijn onder dwang ingelijfd en waren op dat moment minderjarig. Zij vallen niet onder de procedure van "brassage" voor de integratie van het nieuwe leger, maar de programma's houden ook geen rekening met de specifieke noden van vrouwen. Het is de bedoeling tijdens de integratie van het leger zestien brigades te vormen. Momenteel zijn er nog maar zes brigades opgericht, dat wil zeggen dat nog maar 20.000 mannen hebben deelgenomen aan de « brassage » en zijn geïntegreerd.
Het DDR-proces werkt niet goed en daar zijn verscheidene redenen voor. Allereerst sturen de strijdende facties nieuwe rekruten naar de demobilisering, in plaats van hun werkelijke strijdkrachten. Vervolgens zijn er ook financiële problemen, een vertraging vanwege de Congolese regering om de voorziene middelen vrij te maken. Bovendien is er ook nog het probleem van de soldij van de militairen. Een maandelijkse som, berekend op basis van 340.000 personen, was verdeeld onder de verschillende groepen, maar het geld heeft de soldaten niet bereikt. Daarom werd voorgesteld dat de soldij van de militairen zou worden beheerd door de internationale gemeenschap, maar de Congolese regering heeft zich daartegen verzet. Nog een ander belangrijk probleem : dat van de wapens van de gedemobiliseerde strijders. Aanvankelijk werd die oogst beheerd door de kleine strijdheren, met de te verwachten misbruiken als gevolg.
Een ander immens probleem vormt het gebrek aan echte programma's voor de reïntegratie van de gedemobiliseerde strijders die niet zijn opgenomen in het nieuwe leger. Iemand die zijn wapen inlevert in ruil voor bijvoorbeeld 100 dollar weet ofwel niet wat hij met dat geld moet aanvangen of gebruikt het meteen om er een ander wapen mee te kopen. Al die gedemobiliseerde strijders zijn mogelijke klanten voor een toekomstig strijdheer. De generaals die in Kinshasa zijn aangehouden, hadden trouwens troepen achtergelaten in de gevechtszones. Die milities zijn dan overgedragen aan het bevel van nieuwe leiders, die veel gewelddadiger zijn.
Strijd tegen de straffeloosheid : verwachtingen van de vrouwen en mogelijke steun [uiteenzetting door Françoise Guillite]
Ondanks alle vredesakkoorden blijft het geweld op vrouwen voortduren in de DRC, waarbij vooral de situatie in het oosten van het land bijzonder zorgwekkend is. De belangrijkste daders van deze geweldplegingen zijn alle bij het conflict betrokken partijen. De burgers en vooral de vrouwen zijn het slachtoffer van onvervalst geweld.
Om deze situatie op te lossen, moet er een eind komen aan de heersende straffeloosheid en moeten de daders van de misdaden weten dat zij zullen worden vervolgd en veroordeeld volgens de internationale normen.
Maar hoe valt deze straffeloosheid te verklaren, terwijl verkrachting toch wordt veroordeeld in de internationale en de nationale wetgeving? Er valt in zekere mate een vergelijking te trekken tussen deze straffeloosheid en deze die in vredestijd geldt voor de plegers van huiselijk of seksueel geweld op vrouwen. De vrouwelijke slachtoffers botsen op talrijke obstakels om gerechtigheid te verkrijgen en dat geldt des te meer in oorlogstijd. In geval van seksueel geweld willen vrouwen geen klacht indienen of getuigen, uit angst om te worden gestigmatiseerd of aangevallen. Er heerst een zekere onverschilligheid bij de gerechtelijke overheid tegenover dit soort geweld en bovendien zijn er ook nog andere belemmeringen, zoals de gedeeltelijke instorting van het gerechtelijk systeem, een sfeer van gevaar en sociale verwarring, van discriminerende gewoonten en tradities, de moeilijkheid om gerechtelijk-medische bewijzen te krijgen (gezien de problemen met de gebrekkige werking van de ziekenhuizen), het grote aantal verdachten en de kosten van een gerechtelijke procedure (de aanklagers moeten alle kosten betalen die een proces met zich meebrengt).
Bovendien lijken bepaalde gewapende groepen in de DRC, net zoals in andere conflictgebieden, de steun of de expliciete of stilzwijgende goedkeuring te genieten van de overheid. Het is dan ook van belang dat de staat zich niet kan onttrekken aan de verantwoordelijkheid om deze personen in bedwang te houden.
Er moet op worden aangedrongen dat de strijdende partijen respect opbrengen voor de principes van het internationaal humanitair recht[10] en het is vooral noodzakelijk om er nauwkeuriger op toe te zien dat zij de fundamentele rechten van vrouwen respecteren en dat zij hun leden bestraffen wanneer die zich schuldig maken aan verkrachting, aanranding van de eerbaarheid of andere gewelddaden op vrouwen.
In dit verband duikt ook de vraag op of het nodig is nieuwe normen op te stellen voor de bescherming van vrouwen in conflictsituaties. Hierover bestaan verschillende meningen. Volgens het ICRK bestaan er voldoende regels en moeten die vooral op coherente wijze worden toegepast. Anderen stellen voor een nieuw verdrag uit te werken. Nog anderen stellen voor alle bestaande bepalingen opnieuw te gaan interpreteren vanuit een specifiek genderoogpunt.
We moeten wel rekening houden met het enorme werk dat de verdedig(st)ers van de mensenrechten op het terrein hebben verzet tegen het idee dat het verkrijgen van genoegdoening onmogelijk zou zijn. De oprichting van het Internationaal Strafhof is ook een resultaat van de mobilisering van de vrouwen. Enkele beklaagden zijn al schuldig verklaard aan verkrachting als oorlogsmisdaad. Dat is een signaal aan de verantwoordelijken voor geweldpleging : zij moeten weten dat zij op zekere dag voor het Internationaal Straftribunaal zullen moeten verschijnen.
Op 23 juni 2004 heeft de procureur van het Internationaal Strafhof aangekondigd dat er een eerste onderzoek werd geopend naar «ernstige misdaden» die zijn begaan in de DRC. Zij doelde vooral op misdaden tegen de menselijkheid en oorlogsmisdaden (moord, verkrachting en foltering, enzovoort) die zijn gepleegd na 1 juli 2002, de datum waarop het hof in werking is getreden.
De vrouwen die komen getuigen voor deze instellingen, kunnen ook gevaar lopen. Een vrouw die door het Internationaal Straftribunaal voor Rwanda was ondervraagd als getuige, werd met haar man en haar zeven kinderen vermoord toen zij na haar getuigenverklaring weer thuis kwam.
Bij de aanbevelingen hoort ook de oproep van Amnesty International tot de staten om samen te werken in naam van het principe van de universele bevoegdheid. De staten moeten wetten uitvaardigen die het mogelijk maken personen die verdacht worden van genocidemisdaden, oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid, in het bijzonder misdaden op vrouwen, te vervolgen voor gelijk welke rechtbank, zelfs in een ander land dan waar de aangeklaagde daden zijn gepleegd.
Voor veel vrouwen die het slachtoffer zijn geweest van geweld, betekent het einde van de vervolging nog niet het einde van hun strijd voor gerechtigheid. Het internationaal recht met betrekking tot de mensenrechten eist dat de slachtoffers en hun familie een schadeloosstelling krijgen wanneer hun fundamentele rechten zijn geschonden. Dit begrip van schadeherstel is heel belangrijk. Het slachtoffer moet in zijn/haar eer worden hersteld en ook een schadevergoeding krijgen. Momenteel zijn de bepalingen in verband met deze herstelmaatregelen niet voldoende uitgewerkt. Het nationale recht van de DRC zou bepalingen moeten bevatten over deze schadeloosstelling en de vrouwelijke slachtoffers van geweld zouden moeten kunnen rekenen op een betere bijstand om zich te herstellen.
Het is van essentieel belang dat vrouwen kunnen deelnemen aan het uitwerken en uitvoeren van de herstelprocedure. "Vrouwen zijn vredesopbouwsters", en Resolutie 1325 is daartoe een essentieel hulpmiddel omdat het de vrouwen een rol toekent als actieve speler in het zoeken naar oplossingen.
Ten slotte moet er ook worden aangedrongen op solidariteit met de Congolese vrouwen, die in uitzonderlijk moeilijke en gevaarlijke omstandigheden ijveren voor gerechtigheid en vrede. Zij hebben steun en hulp nodig. En hier kan de Commissie Vrouwen en Ontwikkeling een rol spelen.
Tweede discussie
Met betrekking tot de programma's en de protocollen van de Internationale Conferentie merkt Eliane Najros op dat de vrouwen alweer in een "hokje worden gestopt" bij de kwetsbare groepen, samen met de gehandicapten. Deze indeling moet worden vermeden : vrouwen kunnen kwetsbaar worden gemaakt door de samenleving, maar zij worden niet als kwetsbaar geboren!
Gladys Cifuentes [Solidarité Socialiste] vraagt zich af welke middelen de civiele samenleving krijgt om werkelijke een rol te vervullen in dit proces.
Ivan Godfroid verduidelijkt dat er op dit moment wel budgetten zijn opgesteld voor programma's en projecten, maar dat er nog geen enkel financieel engagement is van gelijk wie. Het zou een mooie test van de geloofwaardigheid zijn als de betrokken landen zouden gaan samen zitten om middelen vrij te maken om de projecten van start te laten gaan.
Met betrekking tot het DDR-proces verwijst Maggi Poppe naar de tekst van de conferentie van de Commissie Vrouwen en Ontwikkeling over de kindsoldaten. Het DDR-proces moet worden gedemilitariseerd. Er moet een eind komen aan situaties waarin de gewapende krachten begunstigd worden bij de wederopbouw, zoals dat in de DRC gebeurt.
Bob Kabamba bevestigt dat het DDR-proces een militair proces is, waarin onderwerpen als "kinderen", "vrouwen" niet aan bod komen. In feite wordt het aspect van "reïntegratie" in de fasen van "ontwapening, demobilisering en reïntegratie" beperkt tot het aspect integratie (de "brassage") en is er geen budget voor de reïntegratie.
Met betrekking tot de procedure van "brassage" waar nieuwe rekruten naartoe worden gestuurd in plaats van de echte strijders, wil Pamphile Sebahara weten wie daarvoor aan de alarmbel kan trekken.
In verband met de vragen naar evaluatie antwoordt Bob Kabamba dat er een interne evaluatieprocedure is voorzien voor het werk van Conader, maar dat er geen externe organisatie is belast met deze evaluatie. Hij voegt eraan toe dat er voor de betaling van de militairen mechanismen worden onderzocht die ervoor moeten zorgen dat het geld wel degelijk terechtkomt bij de soldaten van de geïntegreerde brigades.
Als je hoort hoe het DDR-proces verloopt, krijg je volgens Yvette Makilutila de indruk dat er sprake is van een oorlogsspiraal die men nog niet heeft kunnen stoppen. Elise Muhimuzi stelt zich daar ook vragen over. Als je de verhalen hoort over het DDR-proces, over de Internationale Conferentie, het geweld op vrouwen en de verkiezingen, stel je vast dat alles tegelijk gebeurt, allemaal in hetzelfde beeld, zonder te weten welke richting men uitgaat. Niets lijkt onder controle te zijn. Welk programma kan eigenlijk dienen als basis voor de andere om resultaten te bereiken? De oprichting van het nieuwe leger?
Bob Kabamba merkt op dat de internationale gemeenschap het verkiezingsproces als sleutelelement beschouwt. In april 2005 werd gesteld dat de veiligheid voorrang moest krijgen, als basis om de verkiezingen mogelijk te maken. Maar aangezien de beveiliging vertraging heeft opgelopen, zijn de prioriteiten nu omgekeerd en wordt nu meer de klemtoon gelegd op de inspanningen in de aanloop naar de verkiezingen, in de hoop dat de verkiezingsmolen een positieve impact zal hebben op het DDR-proces en op de Internationale Conferentie.
Hij heeft net als Elise Muhimuzi het gevoel dat er inderdaad niets onder controle is en dat het proces niet toebehoort aan de Congolezen. MONUC is aanwezig, maar biedt geen oplossing voor de problemen op het gebied van de veiligheid. Ook de deskundigen hebben de indruk dat het verkiezingsproces zijn doel aan het voorbijschieten is; de bevolking eigent zich het proces niet toe.
Welke werkwijzen zijn mogelijk?
* De tekst van de Kieswet wordt binnenkort goedgekeurd in het parlement. Het is dus dringend nodig om op dat vlak iets te ondernemen. Het is ook nodig om de Congolese politieke partijen te sensibiliseren opdat zij in hun programma, bij het opstellen van de kieslijsten, enzovoort, rekening zouden houden met de genderdimensie.
* Yvan Godfroid wenst dat de teksten van de programma's en protocollen worden vergeleken met de aanbevelingen van Amnesty International. Hélène Ryckmans herinnert eraan dat de CVO ondersteuning kan bieden bij het nalezen van ontwerpen en protocollen.
* De voorstellen en het pleidooi van Conafed moeten bekend worden gemaakt bij de leden van het Congolese parlement, maar ook bij de Belgische parlementsleden[11].
* Aan Belgische kant moet ook worden onderzocht welke mogelijkheden er zijn bij DGOS en bij het ministerie van Buitenlandse Zaken, op het vlak van financiering en hulp bij het zoeken naar institutionele ondersteuning voor het programma "vrouwen en verkiezingen" van Conafed, zowel voor het sensibiliseren als voor het vormen van vrouwelijke kandidaten. Er zouden financieringsmogelijkheden zijn binnen de budgetlijn van de preventieve diplomatie.
* Wat de werkmiddelen betreft : de radio is een goed kanaal voor dergelijke campagnes. Het is nodig de middelen te gebruiken die al zijn uitgewerkt door anderen (bijvoorbeeld de vormingsmodules over deelname aan de verkiezingen van UNIFEM) en de netwerken die al bestaan, of in elk geval overleg te plegen met de andere spelers die actief zijn op het vlak van burgereducatie. Het zal ook een uitdaging worden om de documenten en het andere materiaal dat zal worden ontwikkeld door de Internationale Conferentie te verspreiden over het hele land. Dit zal ongetwijfeld de taak worden van de civiele samenleving.
[1] CONADER (Commission Nationale de Désarmement, Démobilisation et Réinsertion – Nationale Commissie voor Ontwapening, Demobilisering en Reïntegratie) is de overheidsorganisatie die het DDR-proces begeleidt.
[2] 1000 fiscale francs = 1000 dollar
[3] Een "zebralijst" = een lijst met afwisselend een man en een vrouw op alle plaatsen. (In België : "ritslijst").
[4] De Onafhankelijke Verkiezingscommissie (Commission Electorale Indépendante – CEI) is een instelling naar Congolees publiek recht, een instelling ter ondersteuning van de democratie, ingesteld door de Overgangsgrondwet (art. 154), het Algemeen en Inclusief Akkoord (Hfst. IV en V,
[5] APEC = Appui au Processus Electoral au Congo (Ondersteuning van het verkiezingsproces in Congo).
[6] Aanvankelijk namen zes landen deel, maar intussen telt de Internationale Conferentie voor de Regio van de Grote Meren al elf leden : Angola, de Democratische Republiek Congo, Congo-Brazzaville, de Centraal-Afrikaanse Republiek, Rwanda, Burundi, Oeganda, Zambia, Soedan, Kenia en Tanzania.
[7] De datum van de tweede top ligt nog niet vast. Er gaan steeds meer stemmen op om die pas te organiseren na de verkiezingen in de DRC.
[8] De groep van vrienden van de regio van de Grote Afrikaanse Meren, onder voorzitterschap van Canada en Nederland, bestaat uit vertegenwoordigers van de Verenigde Naties en de gespecialiseerde VN-organisaties, van de Afrikaanse Unie, van internationale financiële instellingen en van 28 landen. De groep is bedoeld om de politieke, diplomatieke en technische bijstand te bieden en te coördineren die de lidstaten van de conferentie nodig hebben.
[9] Tussen 18 en 40 jaar oud zijn.
[10] De Conventies van Genève en de bijhorende protocollen.
[11] Sensibilisering van de politici die binnenkort op missie vertrekken naar de DRC. Zo zal bijvoorbeeld de cdH (Joëlle Milquet en een delegatie van 4 personen) rond eind november naar de DRC vertrekken.