21.08.12 « Reynders moet Kabila wijzen op zijn verpletterende verantwoordelijkheid » (N-VA)
Mijnheer de minister,
Gisteren vertrok u naar Congo en Rwanda. Al voor de derde keer sinds uw aantreden als chef van de Belgische diplomatie bezoekt u de regio van de Grote Meren. Uw diplomaten hebben ongetwijfeld een tot de in puntjes verzorgde agenda voor u uitgekiend, en de communicatie ligt vast nog voor u goed en wel Melsbroek hebt verlaten.
Sinds enkele maanden ligt Oost-Congo opnieuw in het oog van de storm. De rebellenbeweging M23 rukt langzaam maar zeker op in de Kivu-provincies, en wordt hierin, volgens een rapport van de Verenigde Naties, gesteund door buurland Rwanda.
De internationale gemeenschap, met de Verenigde Staten en Groot-Brittannië op kop, reageerde door de hulp aan het regime van de Rwandese leider Paul Kagame op te schorten. Geen evidente zet, want Rwanda staat bekend als een donor darling: een populaire bestemming voor ontwikkelingsgeld. Investeringen brengen er resultaten op. En Kigali werd door zijn groei zelfs beschouwd als een Afrikaans Singapore.
Economische ontwikkeling en een stijging van de levensstandaard voor de bevolking gingen niettemin gepaard met een autoritaire greep op het land en een verslechtering van de mensenrechten. Ons land besliste onlangs wel om de hulp aan Rwanda verder te zetten.
U weet ondertussen beter dan wie ook dat België geen speler (meer) is in Kigali, ook al is het, na Congo en Burundi, onze belangrijkste ontvanger van hulp. Na de verkiezingen in 2010 trakteerde Rwanda ons zelfs met pesterijen zoals het blokkeren van de bankrekening van onze ambassade. De spelers die hier wél invloed hebben, Londen en Washington, hebben hun demarche ondertussen al genomen. Waar onze diplomatie wel degelijk een verschil kan maken, is net over de grens, in Congo.
De heropflakkering van het geweld in de oostelijke provincies is niet alleen de schuld van Rwanda. In feite is er al vijftien jaar de facto een staat van oorlog in deze gebieden. De M23 of de Maart 23-beweging verwijst naar de dag in 2009 waarop een vredesakkoord gesloten werd tussen de Congolese autoriteiten, de rebellerende CNDP (Congres National pour la Defense du Peuple) en Rwanda. Het conflict in Oost-Congo kan niet losgekoppeld worden van de aanwezigheid van natuurlijke rijkdommen. Sterker nog, juist door de exploitatie en de illegale handel van deze grondstoffen is dit conflict zelffinancierend en moeilijk te doorbreken zonder de politieke wil.
Het is verleidelijk te zeggen dat de zwakte, of zelfs de volledige afwezigheid van de Congolese staat in het oosten, een machtsvacuüm creëerde, waarin rebellenbewegingen zoals M23 opereren, hierin gesteund door buur Rwanda. Alsof er geen andere mogelijkheid zou hebben bestaan. Joseph Kabila kan zich comfortabel nestelen in een slachtofferrol, en zijn eigen aandeel in het lijden van de bevolking in Oost-Congo toedekken. Nog geen jaar na de betwistte stembusslag is dit een niet te missen kans om zijn regime binnenlands maar vooral internationaal te legitimeren. Toch heeft hij de afgelopen jaren nagelaten vooruitgang te boeken op vlak van de de mensenrechten, van good governance of van de strijd tegen de straffeloosheid. Ook bestuurlijke decentralisatie, een onmisbaar gegeven in een onmetelijk land als Congo, blijft taboe in de entourage van Kabila. Een entourage die zich verrijkt op kap van de Congolese bevolking.
Uiteraard is Joseph Kabila geen slachtoffer, maar is hij mee verantwoordelijk, net als Paul Kagame. Het verstandshuwelijk uit 2009 dat beide leiders hadden afgesloten, liet een Rwandese inmenging (lees: exploitatie en illegale export) in het oosten oogluikend toe. Dit in ruil voor politieke en militaire steun aan Kinshasa en aan het Congolese regeringsleger. De “go-between” tussen deze twee spelers was de CNDP/M23-leider Bosco Ntaganda, tegen wie al jaren een aanhoudingsbevel loopt door het Internationale Strafhof in Den Haag voor oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid. Dankzij hem wist Kabila de Kivus onder controle te houden. Afspraak was dat het Congolese leger – waarin Ntagandas milities werden geïncorporeerd – jacht zou maken op het FDLR, de restanten van de militie opgericht door de organisatoren van de Rwandese genocide en tevens Kagames erfvijand.
En wat leverde Ntaganda op voor Kabila? Zoals Centraal-Afrikakenner Kris Berwouts het omschreef: "Kabila kreeg met de CNDP de enige macht in Oost-Congo in handen die bovendien ook zijn electorale belangen verdedigt. Tijdens de verkiezingen (in 2011) kon alleen Kabila campagne voeren in de CNDP-gebieden."
Mijnheer de minister, de problemen in Oost-Congo kunnen niet losgekoppeld worden van de politieke situatie in Kinshasa na de verkiezingen vorig jaar. Koen Vlassenroot, Afrikaspecialist aan de Universiteit Gent, zei hierover enkele weken geleden in Knack: "Rwanda is niet de hoofdzaak. De hoofdzaak is het complete gebrek aan politieke wil in Kinshasa om de problemen in het oosten van het land aan te pakken".
Wij hopen dat u ook inziet dat de huidige machtshebber in Kinshasa geen slachtoffer is van wat nu gebeurt in het oosten van Congo, maar dat u hem voor zijn verpletterende verantwoordelijkheid plaatst. Het verloop en de uitslagen van de verkiezingen van vorig jaar – "la vérite des urnes" – wijzen alvast niet op een bereidwilligheid vanuit de Kabila-entourage om te werken aan vrede en ontwikkeling, al zeker niet in deze verre uithoek van het land. Dit erkennen zou alvast een eerste stap kunnen zijn in een oplossing voor het conflict in Oost-Congo. Ondertussen kijken wij alvast uit naar uw lang aangekondigde Centraal-Afrika nota.
Bron: N-VA, 20.08.12