Dekoloniseren België en Congo 60 jaar na de onafhankelijkheid eindelijk hun relatie? (MO)
(Analyse)
BRUSSEL – Drie Belgische ministers brachten gedurende twee dagen een bezoek aan de president en de regering van de Democratische Republiek Congo. Dat leverde weinig concrete afspraken op, maar wel veel verklaringen over gedeelde geschiedenis en hernieuwde samenwerking.
Het is toeval, maar de inspanningen om de samenwerking een nieuw elan te geven, vallen samen met de voorbereidingen om de zestigste verjaardag van de Congolese onafhankelijkheid te vieren. Staat de dekolonisering nu eindelijk op de agenda? Is er werkelijk iets nieuws onder de evenaarszon of wordt dezelfde oude wijn gewoon opgediend in nieuwe zakken?
De premier en la première
De ontmoeting tussen onze premier Sophie Wilmès (MR) en haar Congolese collega Silvestre Ilunga werd afgerond met een persmoment. La première Belge en le premier Congolais gaven allebei korte, nietszeggende verklaringen over de hernieuwde bereidheid van beide landen om samen te werken voor de ontwikkeling van het land en het welzijn van de Congolezen. Beide excellenties hadden het ook over de lange geschiedenis die België en de Democratische Republiek Congo delen, en over hoe bijzonder de relatie daardoor is.
‘Congo heeft nood aan samenwerking met degenen die sterk staan op de terreinen waarop wij zwak zijn’.
Daarmee vatten ze helder een van de belangrijkste boodschappen samen van het tweedaagse bezoek van drie Belgische ministers aan de Democratische Republiek Congo. Het relatierefrein zou de hele tijd herhaald worden. De Congolese Minister van Binnenlandse Zaken Kankonde, de minister van Publieke Gezondheid, dokters, directeurs, vertegenwoordigers van ngo’s en ingenieurs zouden het herhalen, zelfs Martin Fayulu .
Die laatste, de man die president had moeten zijn na de verkiezingen van 30 december 2018 maar nu een beetje eenzaam overleeft in het politieke landschap van Kinshasa, heeft het over de ‘vriendschap tussen onze landen’ en hoe die vertaald moet worden in tastbare solidariteit.
‘Congo heeft geen normale ontwikkeling gekend’, aldus Fayulu. ‘Daarom hebben we nood aan samenwerking met degenen die sterk staan op de terreinen waarop wij zwak zijn.’ Op de opmerking dat uitgerekend België een grote verantwoordelijkheid heeft voor die verwrongen ontwikkeling, zegt hij ‘dat we het verleden moeten vergeten’.
Dat doet een beetje denken aan een reactie van minister van Ontwikkelingssamenwerking Alexander De Croo (Open VLD) in 2017, na een lezing op Columbia University in New York. Daarin hekelde hij onder andere de lamentabele staat van ontwikkeling in de DR Congo.
De eerste vraag voor de minister was bij die gelegenheid: als een Belgische minister vaststelt dat de ontwikkeling in Congo zo catastrofaal is, zou hij dan ook niet naar de eigen koloniale verantwoordelijkheid moeten kijken? En als hij argumenteert dat ontwikkeling geen kwestie is van hulp of geven, moet hij dan misschien niet nadenken over herstelbetalingen voor de schade die een land als Congo geleden heeft door de Belgische kolonisatie?
De Croo antwoordde toen dat geven net ontstaat door achterom te kijken en het verleden te willen goedmaken, terwijl ontwikkeling over de toekomst gaat en dus ook alleen met dat perspectief voor ogen vormgegeven kan worden. ‘Ik ben geboren na de koloniale periode’, voegde hij daar nog laconiek aan toe.
De contradictie is even zichtbaar als blijkbaar onvermijdelijk: de gedeelde geschiedenis wordt ingeroepen als fundament voor samenwerking, en tegelijk wil men de reële geschiedenis liever vergeten, omwille van de donkerste van haar donkerste periodes.
De Croo: ‘Het koloniale systeem was gebaseerd op fundamentele ongelijkheid tussen verschillende “soorten” mensen en op economische exploitatie.’
Ik vroeg Alexander De Croo op de terugweg van Lubumbashi hoe hij anno 2020 aankijkt tegen die fameuze Belgo-Congolese geschiedenis, onder andere in het licht van de viering van zestig jaar onafhankelijkheid in juni dit jaar. Hij klonk een stuk bedachtzamer dan drie jaar geleden: ‘Als we het menen, dat onze twee landen een bijzondere relatie hebben, dan moeten we ook werk maken van die relatie. Dat betekent ook dat we ons gemeenschappelijke verleden moeten uitklaren. Vandaag is mijn indruk dat er aan Congolese kant nogal nostalgisch gedacht wordt over dat koloniale verleden.’
‘Van Belgische zijde mogen we geen schrik hebben om de zaken te benoemen en te zeggen dat het koloniale systeem gebaseerd was op fundamentele ongelijkheid tussen verschillende “soorten” mensen en op economische exploitatie. Niet alle individuele Belgen die daar een rol in gespeeld hebben, moeten met de vinger gewezen worden. Maar je kan niet ontkennen dat er zaken gebeurd zijn waar we vandaag met afschuw op terugkijken. Misschien biedt de viering van de zestigste verjaardag van de onafhankelijkheid de kans om die ideeën explicieter te formuleren.’
De roep om transparantie
‘Uiteraard hebben België en Congo historische banden’, zegt Jean Chrysostome Kijana van de Nouvelle dynamique de la société civile en RDC. ‘Maar de samenwerking moet anders dan vroeger het Congolese volk centraal plaatsen.’
Kijana was een van de activisten die antwoordde op enkele van mijn vragen naar aanleiding van de rituele aandacht voor gedeelde geschiedenis. Die vragen waren: ‘Hoe kan men ervoor zorgen dat de Belgisch-Congolese samenwerking er morgen anders zal uitzien dan wat we in het verleden gekend hebben? Zal een hernieuwde samenwerking het “extractieve” karakter van de Congolese politiek veranderen, of zal ze dat opnieuw legitimeren? Is het moment gekomen om de samenwerking te “dekoloniseren”, en wat moet dat volgens u inhouden?’
‘We moeten af van samenwerking die ertoe leidt dat de ene partij de ogen sluit voor de wandaden of mensenrechtenschendingen van de andere’
Kijana wil af ‘van een samenwerking die de ene partij toelaat om zich nog steeds als kolonisator te gedragen en de winsten op te strijken van de exploitatie van de rijkdommen van Congo, en die de andere toestaat om de hulp te gebruiken voor de zelfverrijking van de machthebbers. We hebben echt geen behoefte meer aan een samenwerking die ertoe leidt dat de ene partij de ogen sluit voor de wandaden of mensenrechtenschendingen van de andere.’
Gérard Bisambu van Elections Transparentes et Apaisées zit op dezelfde lijn. Een hernieuwde samenwerking tussen Congo en België moet volgens hem ‘diepgaand hervormd worden en echt gefundeerd worden op transparantie, respect voor mensenrechten, het versterken van de democratie en sociale rechtvaardigheid.’
Bisambu noemt transparantie als eerste principe voor een nieuwe samenwerking, en er is duidelijk nog veel werk aan de winkel. Van de kant van de Belgische delegatie was er de voorbije dagen weinig concreets te vernemen, buiten de vaststelling dat een regering in lopende zaken geen nieuwe initiatieven kan nemen.
Wat premier Ilunga verstaat onder de win-win samenwerking waarover hij sprak, weten wij noch de Congolese collega’s van de pers, aangezien er geen ruimte was voor vragen na zijn persmomentje. President Tshisekedi toonde zich zelfs helemaal niet aan de journalisten die premier Wilmès vergezelden naar het Palais de la Nation. Ook al had hij alles te winnen met het bezoek, dat nogal uitdrukkelijk zijn positie in de Congolese politiek kwam ondersteunen.
Congo wil niet alleen krijgen maar ook delen
Wat dat laatste betreft geeft Gérard Bisambu trouwens een scherpe waarschuwing mee: ‘Een samenwerking die als doelstelling heeft om de persoon van het staatshoofd en zijn systeem te versterken, is ontoelaatbaar. Dat zou tot een heruitgave leiden van de cyclus waarin een dictator gecreëerd wordt die zich vervolgens tegen België zelf zou richten.’
België moet inzetten op ‘het bevrijden van de huidige machthebbers van de ketenen van het systeem Kabila’
België moet integendeel inzetten op wat Bisambu ‘het bevrijden van de huidige machthebbers van de ketenen van het systeem Kabila’ noemt. Hij lijst een resem vragen op die richtinggevend kunnen zijn voor de hernieuwde samenwerking: ‘Hoe kan het beheer van bedrijven echt onafhankelijk worden zodat ze bijdragen tot de economie van het land? Hoe kunnen concrete mechanismes voor de strijd tegen de corruptie opgezet worden, in lijn met het reële verlangen van het staatshoofd om die plaag uit te roeien?’
En ook: ‘Hoe kan men ervoor zorgen dat de Congolese mijnbouwsector eindelijk echt bijdraagt aan de ontwikkeling van het land? Hoe kan samenwerking bijdragen tot duurzame vrede en veiligheid in Congo? Hoe bijdragen tot de effectiviteit en kwaliteit van de democratie door een hervorming van het electorale systeem?’
Passy Mubalama van de basisbeweging Aidprofen, een van de changemakers die in het najaar op uitnodiging van 11.11.11 in België was, vindt dat de relatie inderdaad gedekoloniseerd moet worden. En dat begint, zegt ze, met het besef dat binnen een samenwerking ‘niet alleen België kennis en competenties deelt met de DR Congo, maar dat Congo ook ervaringen en competenties kan delen met België.’
Haar stelling is geen echte reactie op wat minister Pieter De Crem zei over de politionele samenwerking, want Mubalama was er niet bij in Kinshasa. Maar de echo is wel duidelijk. ‘Er is duidelijk interesse bij de Congolese partners om werk te maken van samenwerking op het vlak van inlichtingenwerk in Oost-Congo,’ stelde De Crem, ‘om beter zicht te krijgen op het geweld daar. België heeft op het vlak van inlichtingenwerk zeker een pak vaardigheden, die we willen delen met de Congolese partners.’
Stop het geweld
Niemand trekt het belang van goed inlichtingenwerk in twijfel, als onderdeel van een aanpak van het moordende geweld in het oosten, en elke hulp die de Congolese overheid krijgt om eindelijk iets te doen aan de gruwel is meer dan welkom. Maar de manier waarop de bereidheid om bij te dragen tot die aanpak geframed wordt, suggereert dat de oude manier van denken zeker nog niet afgelegd is.
Voorzitter, kom op voor het volk van Congo in de VN-Veiligheidsraad
Je kan het ook omdraaien: in plaats van te zoeken waar België goed in is, ingaan op de dringende vragen uit Congo. Het middenveld in Béni, in Oost-Congo, vroeg begin januari bijvoorbeeld een dringend onderzoek door het Internationaal Strafhof naar het geweld, dat er gemiddeld drie mensenlevens per dag kost.
Ivan Godfroid, regionaal directeur van de ngo Rikolto in Congo, vertaalde die vraag vorige week in een emotionele bijdrage op MO.be. Daarin roept hij de Belgische regering op om gebruik te maken van het feit dat ons land in februari het voorzitterschap van de VN-Veiligheidsraad heeft om zo’n internationaal onderzoek in gang te zetten.
Kan België als voorzitter van de VN Veiligheidsraad een rol spelen in de strijd tegen het geweld in Oost-Congo?
Op onze vraag toetste minister De Croo die vraag af met de diplomaten in New York, maar het blijkt onmogelijk om daarvoor in te breken in de volle en al lang voorbereide agenda van de Veiligheidsraad. In maart komt het geweld in Oost-Congo wel op de agenda, in samenwerking met Frankrijk en het VN-Hoog Commissariaat voor de Mensenrechten.
Ook in maart is de trimestriële evaluatie van de VN-blauwhelmen – de Monusco – gepland, en dat belooft hartig te worden. België heeft vorig jaar in december met succes gepleit voor een verlenging van de aanwezigheid van de blauwhelmen, al werd er wel in het budget geknipt.
‘De langst lopende missie van VN-blauwhelmen en de vierde duurste heeft als opdracht de bevolking te beschermen, maar heeft eigenlijk weinig resultaten om mee uit te pakken’, zegt De Croo. De Belgische ministers hadden daarover een pittige discussie met Leila Zerrougui, hoofdverantwoordelijke van Monusco in DRC.
Het antwoord van de regering op de kreet van de bevolking toont aan hoe moeilijk het al snel wordt als men buiten de gekende kaders van gekende samenwerking treedt. Het belang van de bevolking staat centraal, herhaalde ook premier Wilmès. Maar als dat principe betekent dat België moet handelen op vraag van een moegetergde Congolese bevolking, botst het met agendaproblemen en praktische bezwaren. Ook al is de regering oprecht begaan met de slachtoffers.
Het discours van de samenwerking is nog veel te vaak het verhaal van de vis en het leren vissen, waarin de kennis bij ons en de behoefte bij hen ligt. Dekoloniseren van die verhouding betekent ook de agenda laten bepalen door de kwetsbare bevolking, hoe ongemakkelijk of politiek riskant dat ook is.
© MO-magazine – Gie Goris, 10.02.20
Met dank aan het team van 11.11.11 in Kinshasa voor het faciliteren van de snelle bevraging van enkele stemmen uit het Congolese middenveld.
Kijk ook op www.mo.be